logo 1
Contactgroep Auto- en Motorrijwiel Historie

HVB

HVB 1Foto links: Han van der Blij in zijn eerste bouwsel

De eerste HVB bouwde Han van der Blij in het begin van de jaren vijftig van allerhande op de kop getikte onderdelen. De basis was een oude Steyr met een defecte motor, die bij de Haagse firma Mol gekocht was. De auto werd gesloopt en de bodempartij verstevigd. De defecte motor werd vervangen door een 600 cc ILO motor uit een Tempo Titan transporter. Het dynamosysteem van een Fiat 500 kwam in de plaats van de dynastart en ook de koppeling stamde van een Fiat 500.Door deze ombouw was er geen plaats meer voor een startmotor, zodat het starten handmatig moest gebeuren met een speciaal hefboomsysteem. De versnellingsbak van de Steyr bleef gehandhaafd. Wel werden de smering en de afdichting gewijzigd met gedraaide afdichtingspluggen. Via een tip kwam van der Blij aan een niet afgemaakte carrosserie voor een Veritas, die werd ingekort om op het Steyr-chassis te passen. Toen de auto klaar was reed hij uitstekend. Toch heeft Van der Blij zijn HVB-Steyr verkocht, om hem nooit meer terug te zien.

Na dit avontuur werkte Van der Blij bij de Scheveningse autohandelaar Van Beekum en Oosterveer aan de Belcar en aan de Citeria. Na het faillissement dat volgde op de problemen rond de Citeria, trad hij in dienst van de Haagse BMW-dealer Van Anrooy. Het bouwen van auto’s, met name het ontwikkelen van het chassis, bleef echter boeien. Nadat voor de Limburgse coureur Linders de LAC-BMW gebouwd was, ontstond in de werkplaats van Van Anrooy dan ook de eerste HVB-formuleauto. Van Anrooy ging zorgdragen voor de verkoop.

HVB 4
Een HVB voor het pand van Van Anrooy aan de Loosduinseweg in Den Haag













Op 19 juli 1964 reed mevrouw Vader-Vlaanderen er tijdens de nationale races mee in de klasse Vrije Formule en Specials. De resultaten waren zo goed dat een perspresentatie volgde, waarna de product van start kon gaan. Deze HVB kon in principe met elke gewenste motor uitgerust worden om uit te kunnen komen in de Vrije Formule oif de Formule Drie. De basismotor, tevens de meest geleverde , was de tweecilinder 700 cc BMW-boxer uit de BMW 700 coupé. In april 1965 werd echter een HVB geleverd aan de Amateur Autosport Stichting met een door Daf beschikbaar gestelde motor en de bekende variomatic-overbrenging. Daf had met Van der Blij afgesproken dat hij over zijn HVB-DAF zou zwijgen tot Daf zijn eigen plannen met de Formule Drie aan de pers had gepresenteerd. Een complete HVB monoposto met een BMW-motor kostte 9.300 gulden. Zonder motor was de prijs 6.300 gulden.

HVB 2
de HVB-DAF monoposto









HVB 6
de HVB-BMW monoposto














HVB 3
Ben Huisman in zijn HVB-BMW

















De volgende stap betrof de deelname van HVB aan de Formule Vee. De kostprijs van de auto’s in deze klasse werd bewust laag gehouden door allerlei Volkswagenonderdelen verplicht te stellen. De eerste HVB-Vee’s kostten compleet 6.750 gulden zonder BTW, terwijl voor een bouwpakket zonder motor en versnellingsbak 3.750 gulden exclusief BTW moest worden neergeteld. Ook de mate van opvoeren van de motor was strak gereglementeerd. De eerste HVB Formule Vee had een 1200 cc motor. Door aanpassing van de reglementen mochten later ook 1300 cc motoren worden ingebouwd. De HVB Vee was al in de eerste race in de voorhoede te vinden, mede door het lage gewicht van 375 kilo.

HVB 5
Gijs van Lennep met de HVB Formule Vee











In de werkplaats aan de Loosduinseweg in Den Haag bouwde Van der Blij in twee maanden tijd ook een Formule Super Vee racewagen. Hoewel het mogelijk was de auto compleet te bestellen, was het de bedoeling deze Super Vee als bouwpakket te verkopen. Direct na de presentatie werd gedacht aan het opzetten van een serie van tien stuks die als bouwpakket 7.450 gulden exclusief BTW kostten. Het pakket bevatte een chassis, een ongespoten carrosserie die voornamelijk uit polyester bestond, een stuurhuis, triangels en alle onderdelen voor de wielophanging, achterdragers, rondom speciale Koni-schokbrekers met veerelementen, een dashboard en de voor een racewagen benodigde bekleding. De rest van de originele Volkswagenonderdelen kon elders nieuw of gebruikt aangeschaft worden.

Bron: Lammerse, Jan: Autodesign in Nederland. Uitgeverij Waanders, 1993, ISBN 90.6630.372.7